Nog nooit hebben sporters hun creatieve brein zo hard nodig gehad als nu. Sporters kunnen niet gezamenlijke trainen en sportclubs zijn gesloten. Ze zijn dus genoodzaakt met een oplossing te komen om zichzelf te blijven verbeteren. Zo zijn (top)sporters in deze coronatijd op een creatieve manier gericht op prestatie en ontwikkeling. Polsstokhoogspringer Menno Vloon bouwde samen met zijn coach een polsstokhoog-opstelling in de tuin, de schermbroers Tristan en Rafael Tulen gebruiken een bank als barrière om toch in de woonkamer te kunnen trainen, beachvolleyballer Robert Meeuwsen spande op zijn dakterras een net om daar ballen te kunnen slaan en zo zijn er nog tal voorbeelden te noemen. Zeer creatief bedacht van deze sporters, maar zijn sporters ook daadwerkelijk creatiever? Om deze vragen te beantwoorden gaan we eerst dieper in op wat algemene vragen over creativiteit en sport.
 
Wat betekent creativiteit?
Creativiteit wordt door veel onderzoekers op verschillende manieren uitgelegd. Eén van de oudste definities is van Guilford in 1945. Hij zei het volgende: “Creativity is the ability to generate different responses to a task as a consequence of divergent thinking, rather than finding a single predetermined solution, which requires convergent thinking.”. Kortom, creativiteit is een vermogen van het brein waarbij divergent denken een belangrijke voorwaarde is. 

Divergent denken?
Het betekent simpelweg “out of the box” denken. Divergent betekent ook wel uiteenlopend, waarin je je dus kunt voorstellen dat er veel oplossingen zullen zijn voor een situatie of probleem. Het komen met nieuwe ideeën of oplossingen is hierin leidend, maar creativiteit betekent ook dat iets niet voor de hand liggend is. Een oplossing is voor de hand liggend wanneer deze logisch en vanzelfsprekend is en relevante informatie wordt gebruikt. Een voorbeeld is de route die je loopt vanaf je huis naar de supermarkt. Je kunt de kortste route nemen, dit is voor veel mensen vanzelfsprekend, maar je kunt ook een omweg nemen. Het tweede voorbeeld is creatief, want het is een nieuwe oplossing die niet door niet veel mensen wordt gekozen. “Meerdere wegen leiden naar Rome” wordt ook wel gezegd. De reden die je hebt voor je keuze om een omweg te maken wordt ook wel je motivatie genoemd. In mijn eerste blog kun je meer lezen over motivatie. 

Maar wat heeft creatief denken te maken met sport?
Creatief denken is dus in feite het probleemoplossend vermogen waarin de oplossing niet voor de hand ligt. En dat is vooral voordelig op tactisch gebied voor teamsporters. Bijvoorbeeld bij het passeren van een tegenstander. Een tegenstander verwacht de creatieve passeeractie niet en kan er dus moeilijk op inspelen. Het resultaat is dat de degene met de passeeractie de tegenstander voorbij kan gaan. Superslim!

Zijn sporters creatiever dan niet-sporters?
Het antwoord ligt gecompliceerd. Het onderzoek van Colzato (2013) keek naar het effect van fysieke inspanning op divergent en convergent denken, waarbij een groep van 48 sporters werd vergeleken met 48 niet-sporters. Hieruit kwam naar voren dat fysieke inspanning zorgt voor een beter doorbloed brein. Tegelijkertijd trainen je hersenen dan om flexibeler te zijn in het vinden van oplossingen. Het is dan echter niet zo dat iedereen die een fysieke inspanning levert ineens een creatief master brein heeft, alleen als je lichaam eraan gewend is om inspanningen te leveren, topsporters dus. Het is namelijk zo dat niet-sporters die een fysieke inspanning leveren het controle gedeelte van het brein uitputten waardoor er geen energie meer over is voor het probleemoplossend divergent (en convergent) denken. Kortom, niet-sporters hebben na fysieke inspanning niet genoeg mentale energie over om nog een cognitieve taak uit te voeren, terwijl sporters dat wel hebben. Alhoewel, sporters in rust ervaren juist weer nadelige effecten op cognitieve creatieve taken. Om dan toch een antwoord geven op de vraag of sporters creatiever zijn dan niet-sporters: in sommige gevallen wel, in sommige gevallen niet. Bij sporters die dus gewend zijn om een fysieke inspanning te doen zorgt rust voor verminderde cognitieve (creatieve) prestaties en fysieke inspanning voor verbeterde cognitieve (creatieve) prestaties. Er is echter nog veel onderzoek nodig om de exacte achterliggende processen te achterhalen. Bovendien is het natuurlijk per persoon verschillend in hoeverre het creatieve brein zich heeft ontwikkeld. Blijkbaar hebben de sporters van de voorbeelden die ik in het begin noemde geen last van de verminderde creativiteit in rust!


Literatuur
S Colzato, L., Szapora, A., Pannekoek, J. N., & Hommel, B. (2013). The impact of physical exercise on convergent and divergent thinking. Frontiers in Human Neuroscience, 7, 824.

Creativiteit bij sporters

Gepubliceerd op 2 mei 2020 om 12:18